Haalbaar en comfortabel draaien op 50°C

  • Houd ramen en deuren gesloten.
    Voorkom onnodige tocht en warmteverlies. Zelfs kleine kieren geven al snel merkbare afkoeling bij lagere aanvoertemperaturen.
  • Zet ventilatie op de juiste stand (zo laag mogelijk).
    Controleer of ventilatievoorzieningen in orde zijn. Zorg dat roosters openstaan en dat er spleten onder binnendeuren aanwezig zijn voor een goede luchtdoorstroming. Te hoge ventilatie kan veel warmte wegzuigen.
  • Verwarm alle ruimtes, niet alleen de woonkamer.
    Dit voorkomt warmteverlies vanuit warme naar koude kamers en zorgt dat het gehele afgiftesysteem optimaal samenwerkt.
  • Gebruik weinig tot geen nachtverlaging.
    Bij lage temperatuurverwarming is het opwarmen van een afgekoelde woning onzuinig. Constante, stabiele temperaturen zijn efficiënter en comfortabeler.
  • Laat radiatoren inregelen als ze niet gelijkmatig en gelijktijdig warm worden.
    Inregelen zorgt voor een gelijkmatige waterverdeling, waardoor het systeem efficiënter werkt en kamers sneller op temperatuur komen.
  • Overweeg radiatorventilatoren voor extra vermogen.
    Ventilatoren onder radiatoren verhogen de warmteafgifte aanzienlijk. Ze schakelen automatisch in wanneer de radiator warm wordt.
  • Controleer of radiatoren stofvrij zijn.
    Stofophoping vermindert de warmteafgifte. Een snelle schoonmaak kan merkbaar verschil maken.

  • Zet thermostaatknoppen volledig open tijdens de test.
    Dit voorkomt dat individuele radiatoren de doorstroming beperken. De hoofdthermostaat regelt dan de temperatuur.
  • Plaats geen meubels direct tegen radiatoren.
    Zorg voor voldoende vrije ruimte (minimaal 10–15 cm) zodat warmte beter kan circuleren.
  • Controleer de waterdruk van de installatie.
    Een te lage druk (onder de ±1,5 bar bij koude installatie) kan het functioneren van het systeem beperken.
  • Ontlucht de radiatoren vooraf.
    Lucht in het systeem voorkomt warm worden en verstoort de doorstroming. Bewoners kunnen dit zelf doen of laten doen.
  • Laat de test voldoende uren draaien.
    Een woning op lage temperatuur reageert trager. Geef het systeem tijd om stabiel te worden.
  • Kijk naar langdurige warmteafgifte, niet naar snel opwarmen.
    Lage temperatuurverwarming werkt anders: minder piekvermogen, maar gelijkmatige warmte. Leg bewoners uit dat dit normaal is.
  • Controleer of cv-ketel op lage temperatuur geschikt staat.
    Instellingen zoals “aanvoertemperatuur”, “radiatorvermogen” of “modulatie” kunnen soms door een monteur geoptimaliseerd worden.
  • Vraag bewoners om bevindingen te noteren.
    Denk aan: comfort, kamertemperaturen, opwarmtijd, koude plekken, vreemde geluiden. Dit helpt om gericht advies te geven.